LEZEN
BOEKEN
Fata Persona
Al onze problemen behoren toe aan onze persoonlijke identiteit, het psychologische zelf dat we menen te zijn. Hoe overtuigend het ook voelt, dit afzonderlijke zelf is puur imaginair, net als een Fata Morgana bestaat het niet werkelijk.
Dit boek gaat over het doorzien van het fictieve zelf en het herkennen van onze natuurlijke staat van aanwezigheid; vormloos, stil, onpersoonlijk en vrij van de verhalen van de ‘mind’. In heldere en directe bewoordingen maakt Erik duidelijk hoe het met name de zoeker in onszelf is die deze realisatie in de weg staat. De zoeker is het droompersonage dat zichzelf aanziet als een individu, dat zich bevindt op een tijdlijn, op weg naar een hoger doel. Zowel de zoeker als de ‘eindstreep’ waar hij naar op weg meent te zijn, is puur denkbeeldig. Als de droom van het persoonlijke zelf wegvalt, valt ook de problematiek weg die er onlosmakelijk mee verbonden is. Het is niet de persoon die wakker wordt uit de droom. Het ontwaken uit de droom is het einde van de persoon en dus ook het einde van het zoeken naar iets anders en beters dan wat er nu is. Er is nooit werkelijk een afzonderlijk zelf geweest. Er was en is alleen maar het mysterie van het leven dat zich in de tijdloze ruimte van dit moment ontvouwt.

De ontdekking van het Nu!
‘Wees bereid om te sterven. Laat je leven maar mislukken.’
Deze woorden sprak een wijze leraar tegen de auteur van De ontdekking van het NU, op het moment dat deze in een diepe levenscrisis verkeerde. Deze radicale woorden leidden tot een spontane overgave aan het leven. Dit boek gaat over de mogelijkheid om te stoppen met al het streven en zoeken naar toekomstig geluk, om controlezucht en zorgen over de toekomst te laten varen en je te laten dragen door het moment. In plaats van een worsteling tegen de stroom in wordt het leven een geheel verzorgde reis. Dit boek is voor de liefhebbers van Eckhart Tolle een absolute aanrader!
Bevrijding uit de greep van het denken.

Leesfragmenten uit De Ontdekking van het Nu
The truth will set you free.
But before it does,
it will make you angry.
Jerry Joiner
Dit boek gaat over de mogelijkheid om te ontwaken uit de diepste collectieve conditionering van de mens: de droom van individualiteit, van afgescheidenheid. De aanname dat we een autonoom, op zichzelf staande persoon zijn, in het bezit van een vrije wil en in staat om op eigen kracht de regie over ons leven te voeren.
De suggestie die in dit boek wordt gedaan, is dat het ‘ik’ of ego slechts een denkbeeldige – niet werkelijk bestaande – identiteit is, geconstrueerd door het denken. Het ik is een illusie, een virtuele entiteit. Het geloof een afgezonderd fragment te zijn, los van het grotere geheel, is de oorzaak van al het mentaal-emotionele lijden, alle onrust, strijd, verkramping en razernij in de menselijke geest. Het wegvallen van de illusie van individualiteit betekent automatisch ook het wegvallen van de innerlijke strijd.
De enige uitweg uit het mentale geraas ligt in de realisatie van wat je werkelijk bent. En wie of wat je werkelijk bent is niet het denken met al haar vluchtige, onrustige bewegingen en aanverwante emoties. Je bent niet de persoon of het ego waar het denken je al zo lang in heeft laten geloven, hoe overtuigend het ook lijkt. Wat je werkelijk bent is vrij en heeft nooit last gehad van het denken. Dat, wat last heeft van het springerige denken, is het denken zelf. Het is het ik, de innerlijke druktemaker, de bemoeial in ons hoofd, en zolang we vertrekken vanuit het perspectief van dit ik zullen we nooit vrede en vrijheid kunnen vinden. Alleen een radicale verschuiving van perspectief kan een oplossing bieden.
Er is geen vrijheid voor het ik, er is alleen vrijheid van het ik.
Je zou kunnen zeggen dat het menselijk denken een hypnotiserend web heeft gesponnen waarin we geheel verstrikt geraakt zijn. We zitten gevangen in het bouwsel van het ik. We zijn zodanig geïdentificeerd geraakt met de beelden en ideeën over onszelf, dat het überhaupt niet in ons opkomt om ze in twijfel te trekken en te onderzoeken. We zijn zo verkleefd met de notie een geïsoleerd persoon te zijn dat we nauwelijks in staat zijn om er afstand van te nemen, zodat we kunnen zien dat het uiteindelijk niet meer is dan een idee, een gevoel, een droom. Bovendien, als iedereen in dezelfde droom gelooft en de realiteit daarvan voortdurend bevestigt, hoe zou je dan de droom als droom kunnen herkennen?
De droom wordt alom gezien als de objectieve waarheid. Iedereen is het er over eens. Net zoals vroeger iedereen dacht dat de wereld plat was en de zon om de aarde heen draaide kwam het niet in je op om daar aan te twijfelen. Het was immers toch ook duidelijk te zien dat de aarde ophield achter de lijn van de horizon? En dat de zon in een cirkel om ons heen draaide, daar viel toch niet aan te tornen? De bewijzen waren toch zeer overtuigend? Vanuit het beperkte perspectief waarmee men destijds naar de wereld keek, was er inderdaad weinig ruimte voor twijfel. Totdat iemand met een bredere kijk op de zaak opeens aangaf dat de waarheid geheel anders lag. Als er dan plotseling iemand komt met een totaal andere visie dan die waarin men altijd heeft geloofd, dan is het begrijpelijk dat er eerst met fel verzet wordt gereageerd voordat men werkelijk bereid is om de bestaande concepten ter discussie te stellen.
Al eeuwen voor onze jaartelling wisten Pythagoras en Aristoteles dat de wereld rond was, maar pas toen Columbus de wereld daadwerkelijk rond zeilde viel het nieuwe inzicht niet meer te ontkennen. Pas toen werd het nieuwe wereldbeeld algemeen aanvaard. Toen Galilei met zijn destijds revolutionaire ideeën over ons zonnestelsel kwam, werd hij verketterd door de gevestigde macht en zelfs gedwongen om zijn inzichten terug te nemen. Als er getornd wordt aan overtuigingen waar we ons altijd op hebben verlaten, dan kan dat als bijzonder ongemakkelijk worden ervaren en is onze eerste reactie vaak een van afweer.
Nog dieper dan het geloof in het beeld dat we van de wereld hebben, is het geloof in het beeld dat we over onszelf hebben. Er is moed voor nodig om diep gekoesterde aannames waar we altijd rotsvast in hebben geloofd te betwisten. De mogelijkheid dat je altijd in een onwaarheid hebt geloofd is een pijnlijk vooruitzicht. Bovendien gaf de overtuiging waar je altijd in hebt geloofd je een gevoel van zekerheid, van houvast en identiteit. Wat nu, als je dat gevoel kwijt zou raken? De angst voor het verlies van vermeende zekerheden maakt vaak dat we liever door blijven dromen dan dat we ontwaken uit die droom. Maar hoe zeker zijn die zekerheden nou eigenlijk, als het mogelijk is dat je ze kunt kwijtraken? Met andere woorden: wat heb je eigenlijk te verliezen?
Zo zouden ook de suggesties die in dit boek worden gedaan het nodige ongenoegen bij je kunnen oproepen, omdat ze strijdig zijn met de huidige overtuigingen die je hebt ten aanzien van onderwerpen als spirituele ontwikkeling, zingeving, de vrije wil, de maakbaarheid van het leven en dergelijke. Mogelijk hecht je veel waarde aan bepaalde levensbeschouwelijke en spirituele concepten omdat ze je steun, bemoediging of hoop geven. Uit eigen ervaring weet ik hoe ongemakkelijk of zelfs bedreigend het kan zijn om afstand te moeten doen van bepaalde geloofssystemen. Het prijsgeven daarvan ging meestal niet van harte en er ging het nodige gespartel aan vooraf.
Het paradoxale is echter, dat wanneer we werkelijk tot helderheid komen, het verlies van concepten een immens bevrijdende ervaring is. Het wordt duidelijk dat juist datgene in je wat zich bedreigd voelde, datgene wat steun en troost zocht, om te beginnen al een illusie was. Wat je werkelijk bent heeft helemaal geen steun, hoop of houvast nodig. Alleen het ego, dat zich kwetsbaar en onzeker voelt is op zoek naar troost en houvast.
Ik vraag je niet om de boodschap van dit boek zomaar aan te nemen. Dan zou je wellicht alleen maar een oud geloof voor een nieuw geloof inruilen. Dat is geen werkelijk inzicht, dat is geen weten, maar geloven en dat zal je niet helpen. Dit boek is bedoeld als een uitnodiging, een aanzet om de inzichten in je eigen ervaring te verifiëren, om het voor jezelf te onderzoeken. Het gaat niet om het omarmen van nieuwe concepten en theorieën. Het gaat er juist om, om totaal voorbij te gaan aan de wereld van concepten en theorieën. Een theorie is slechts een mentale beschouwing over het leven, een voorstelling in het verstand. Het verstand zal echter nooit het mysterie van het leven kunnen doorgronden. Een nieuw geloof zal je niet tot vrijheid brengen, het zal je geen werkelijk inzicht geven. Alleen een vastberaden onderzoek zal je tot waarachtig inzicht brengen. En waarachtig inzicht is niet van het verstand, het gaat het verstand te boven.
Om tijdens het zelfonderzoek zo helder mogelijk te kunnen kijken, zou het het beste zijn, om alles wat je denkt te weten even terzijde te leggen. Om uit niet-weten te vertrekken, om open en onbevangen te kijken, niet gehinderd door enige kennis. Bereid om afstand te doen van alles wat niet waar en niet echt is. De angst om iets te verliezen is ongegrond. Niet dat er niets is wat je zou kunnen verliezen. Er valt wel degelijk iets te verliezen. Maar het enige wat je kunt verliezen zijn valse ideeën; de denkbeelden die alle angst en verwarring in de eerste plaats hebben veroorzaakt. Zodra je dat doorziet is er geen plaats meer voor de angst. En in de afwezigheid van angst is er vrede.
Vanaf het moment van conceptie tussen vrouwelijke eicel en mannelijke zaadcel voltrekt zich in het lichaam van de vrouw een onbevattelijke explosie van leven. De eerste weken na de bevruchting moet het proces nog even op gang komen; niet meer dan een paar celdelingen die na een paar weken leiden tot een garnaalachtig wezentje. Maar op een gegeven moment barst er werkelijk een vulkaan van leven los: dagelijks groeit het lichaam van het embryo met honderden miljoenen cellen. Een duizelingwekkende intelligentie is hierbij werkzaam. Iedere cel weet precies wat er moet gebeuren. Binnen de kortste keren gaat het hartje kloppen, er ontstaan enorm complexe organen; longen, nieren, hersenen, een bloedvatenstelsel met een lengte van vele tienduizenden kilometers. Er ontstaan ogen, oren, botten, spieren, nagels, stembanden, hersenen, handen, haren, vingers, een tong, darmen, een maag, allerlei ingewikkelde klieren, en ga zo maar door.
Hoe dieper je duikt in dit proces, hoe mysterieuzer het wordt; zoom maar eens in op één enkele menselijke cel. Dat is een universum op zich. We staan er niet zo bij stil, maar in een enkele cel spelen zich elke seconde vele honderdduizenden processen af. Eén menselijke cel is complexer dan de meest geavanceerde machine die de mens heeft gebouwd. Alleen al onze hersenen bestaan uit zo’n honderd miljard cellen.
En het grote mysterie is dat dit hele wonderbaarlijke proces zich volkomen moeiteloos voltrekt. Het gaat vanzelf! Er komt geen inspanning aan te pas. Er is niemand die dit ‘doet’, en zichzelf ermee vermoeit. Na negen maanden is er een compleet nieuw mensje ontstaan, met alles erop en eraan. Dan volgt de geboorte, ook helemaal vanzelf, het kindje gaat ademen, geheel vanzelf, en na enige tijd krijgt het honger en grijpt naar de moederborst; helemaal vanzelf. Als de baby pijn of ongemak voelt, gaat het huilen en gillen, vaak ervaart hij zonder aanwijsbare oorzaak geluk en kraait het uit van plezier. Geheel vanzelf……
De eerste jaren na de geboorte volgt er een intensief leerproces; de lichaamsmotoriek ontwikkelt zich en de ontwikkeling van het causale denken komt op gang. Alles nog steeds geheel vanzelf. Het kindje heeft geen enkele notie van ‘ik’ heb honger, ‘ik’ huil, ‘ik’ ben blij, ‘ik’ leer lopen. Er is eenvoudig honger, er is huilen, er is blijdschap en de beentjes leren lopen. Er is geen idee van afgescheidenheid, van ‘ik’ en ‘jij’, er is slechts eenheid. Een baby heeft geen enkele notie van ‘doenerschap’. Een baby of dreumes denkt niet ‘O jee, het wordt tijd dat ik eens leer lopen of praten’. Er heeft zich nog geen psychologisch ‘ik’ gevormd. Er is geen idee van afgescheidenheid, van ik en de ander. Leren lopen en (de eerste woordjes) leren praten gebeuren gewoon, nog zonder enig geloof in een persoon die dit allemaal zou doen.
En dan is er op een gegeven dag dat onvermijdelijke moment, nadat het kind herhaaldelijk te horen heeft gekregen: “dit is mama en dat is papa en jij bent Jantje”, dat het kind gaat geloven dat het inderdaad Jantje is. Het denken heeft zich inmiddels zodanig ontwikkeld dat het in staat is om te conceptualiseren en dualiteit te creëren. Druppelsgewijs ontstaat er een besef van individualiteit, van afgescheidenheid. En zo wordt er een basis gelegd van de ik-structuur, het ego.
De gemiddelde mens leeft zijn hele leven, zonder deze aanname – dat er een autonoom ik is – ooit in twijfel te trekken. Het is een gegeven; ik ben ik. Klaar! Het is de ik die denkt, voelt, ademt, naar de wc gaat, verliefd wordt, keuzes maakt, verdrietig is, slaapt en wakker wordt, ruzie maakt, standpunten inneemt, verlangens heeft, enzovoorts. Het ik is het brandpunt van ons leven. Alles wat we ervaren in het leven, alle problemen, successen, mislukkingen, drama’s en dilemma’s spelen zich allemaal af rondom deze veronderstelde entiteit. Alles wat je doet en meemaakt wordt ogenblikkelijk gerelateerd aan een ik. Me, Myself and I. Wat is het woord dat je het meest gebruikt in je leven? Precies…….. IK!
Het lijkt dus zo te zijn, dat er op een bepaald moment in onze vroege jeugd een radicale kentering plaatsvindt. Vanaf je leven in de baarmoeder tot aan dat moment gaat alles helemaal vanzelf. Het kind wordt gedragen door een universele intelligentie die zorgt dat alles gebeurt wat er moet gebeuren. Er is nog geen ‘doener’ die verantwoordelijk is. Maar dan doet plotseling het idee een afgezonderd persoon te zijn zijn intrede. Dit personage lijkt zich af te splitsen van het geheel en schijnt eigenhandig de regie over te kunnen nemen over ‘zijn’ leven.
De suggestie die in dit boek wordt gedaan, is dat het idee van individualiteit een illusie is, een hypnotische toestand, een droom, die overigens nog steeds wordt gecreëerd door dezelfde dragende kracht die ervoor zorgde dat je hart begon te kloppen, dat je geboren werd, dat je begon met ademen, dat je begon te drinken en op een gegeven moment begon met denken. Ook het idee dat je een op zichzelf staand wezentje bent, is afkomstig van dezelfde bron, dezelfde universele intelligentie. Deze gedachte werd niet gecreëerd door jou. Geen enkele gedachte was ooit van jou.
Hoewel we denken als een autonoom wezen met een vrije wilsbeschikking door het leven te gaan, gaat het leven zonder dat we dit beseffen dus nog stééds helemaal vanzelf. Terwijl we ons geïsoleerd en eenzaam voelen worden we zonder het te beseffen nog steeds gedragen door het grote geheel. Je was nooit alleen, je was nooit verlaten door God, je was altijd thuis, je droomde alleen maar dat het niet zo was. Net zoals alle processen in de natuur volkomen vanzelf gaan – de vogels die in het voorjaar een nest bouwen en in het najaar naar het zuiden trekken, de bloesems en bladeren aan de bomen die uit hun knoppen komen – zo ook voltrekt het drama van het menselijk leven zich helemaal vanzelf. Het idee dat dit niet zo is, het idee dat ‘wij’ de doener zijn, is een grandioze zinsbegoocheling, een massahypnose met slechts éen dirigent aan het roer, slechts éen verantwoordelijke: bewustzijn, eenheid. Wie had ooit kunnen denken dat het allemaal maar een droom was? En wie had kunnen denken dat juist het ontwaken uit deze droom, de capitulatie van het ego, een ultiem bevrijdende ervaring zou zijn?